De geweivormen van het ree zijn erfelijk bepaald. Jaarlijks groeit het opnieuw. Die jaarlijkse ontwikkeling wordt beïnvloed door factoren van buiten zoals voedsel, rust en beschadiging. Daardoor is het gewei van één reebok jaar na jaar steeds iets anders*. Deze erfelijke eigenschap is, onder optimale omstandigheden, al in de eerste jaren te zien maar toont zich pas volledig in het derde levensjaar. Dan hebben zich aan elke stang drie of, in zeldzame gevallen, meer enden gevormd. Onder minder goede omstandigheden kan het zijn dat het gewei niet volledig tot ontwikkeling komt. Dat de grondvorm geërfd is zien we omdat het gewei in deze basisvorm jaar op jaar hetzelfde is. We onderscheiden bijvoorbeeld de, veelvoorkomende, eivorm en de, zeldzame, kruisvorm.

Afbeelding: Zesender


Hoewel de grondvorm van het gewei jaar op jaar hetzelfde is beïnvloeden factoren van buiten de vorm en omvang van het gewei. Zo zal een reebok onder stabiele leefomstandigheden veel beter de erfelijke aanleg met elk gewei laten zien als diens broer die voortdurend opzoek is naar een rustig plekje in diens leefgebied. Daarnaast wordt de vorm bepaald door ziekten, ongemakken en beschadigingen. Waarbij de 'vervorming' veroorzaakt door een ongemak bijv. een gebroken been zich aan de tegenovergestelde zijde in het gewei tonen.

Extreme geweivormen ontstaan meestal door beschadiging van de bast. Uit onderzoek is gebleken dat het bastweefsel doorgroeit op de plaats waar het bijvoorbeeld na een ongelukkige aanraking met afrastering terecht is gekomen. Alle geweien met meer dan twee stangen zijn, vermoedelijk, door dit fenomeen ontstaan. Het onderzoek heeft aangetoond dat een stukje bastweefsel geplaatst op een poot van een ree er voor zorgde dat daar geweivorming plaatsvind.** Het is aannemelijk dat in gebieden waar veel afwijkingen aan geweien worden aangetroffen deze tijdens de ontwikkeling van het gewei bloot hebben gestaan aan leefomstandigheden die bast beschadiging veroorzaken. Bijvoorbeeld een combinatie van vluchten en obstakels op de vluchtweg zoals rantsoen-afrastering. Nader onderzoek zou dit moeten uitwijzen.

*Antler Size Provides an Honest Signal of Male Phenotypic Quality in Roe Deer
**Induction of deer antlers by transplanted periosteum. I. Graft size and shape

Abnormale geweivorming komt regelmatig voor en heeft grote belangstelling van reeënbeheerders. Deze afwijkingen ontstaan door: hormonale storingen, groeistoring, ziektes, bevriezen, beschadiging, bloeduitstorting, rozenstokbreuk, zware verwonding aan het lichaam. Maar ook door te korten aan mineralen.

Hormonale storingen
Bij het ontbreken van het geslachtshormoon ontbreken ook de rozenstokken en het gewei.

Groeistoring
Bij verlies van de testikels nadat zich rozenstokken hebben gevormd wordt het verbenen en afsterven van het gewei gestopt. Door dat de bast niet afsterft maar blijft leven ontstaat het pruikengewei. De groeisnelheid daarvan is verschillend. Groeit een pruikengewei snel, dan betekent dat in de regel een vroegtijdig einde van de bok.

Als er tijdens de groeiperiode van het gewei andere stofwisselingsproblemen voordoen, kan een afwijkende vorm van het gewei het gevolg zijn. Zo kan door onvoldoende kalk toevoer de verbening van het gewei gestoord worden en kan het gewei vreemde vormen gaan aannemen, zoals een kurkentrekkergewei of een moeflongewei.

Een ander groeistoornis die vermoedelijk ontstaat door een hormonale afwijking is het zogenaamde dubbelgewei. Het nieuwe gewei begint in dat geval te groeien voordat het oude is afgeworpen. Het nieuwe gewei groeit dan om het oude heen. Als dit voorkomt is het meestal bij jaarlingbokken met een gewei zonder rozen.

Ziekte
Het komt voor dat een gewei volgroeit is maar dat het niet geveegd is. De bast droogt op en vormt een zwart, leerachtig omhulsel. Dit ledergewei is vermoedelijk ontstaan door ziektes in de bast of het gewei.

Bevriezen
Bij zeer lage temperaturen kan het bastgewei bevriezen, waardoor bast en beenderstructuur afsterven. Waarschijnlijk is niet in eerste instantie de vorst de oorzaak, maar andere storingen in het ree, die het gevoeliger maakt voor lage temperaturen. Anders zouden immers reeën in zeer koude streken veel meer, zo niet allemaal, dit verschijnsel moeten vertonen.

Beschadiging
Tijdens de opbouw van het gewei is dit zeer gevoelig voor beschadigingen. Wordt helemaal aan het begin van de geweiopbouw het gewei beschadigd dan kan dit leiden tot de vorming van bijvoorbeeld een gewei met veel enden. Bij een breuk van het bastgewei breekt de stang af of hangt het afgebroken deel naar beneden (pendelgewei), vastgehouden door de bast, waarna het geheel in die vorm vergroeit. Indien er geen beschadiging is van de rozenstokken zal in het volgende jaar het gewei op een normale wijze ontwikkelen.

Door beschadiging van het voorhoofdsbeen, ziektes aan de rozenstokken of bindvlies ontsteking kunnen beide rozenstokken vergroeien tot één rozenstok. Dit éénstanggewei komt zelden voor. Dit in tegenstelling tot het naar elkaar groeien van twee rozenstokken waardoor rozen en /of stangen zodanig tegen elkaar groeien dat het éénstang lijkt. Dit komt regelmatig voor bij éénjarige bokken.

Een andere variant is het afbreken van één rozenstok waardoor slechts één stang wordt opgezet. Of het beschadigen van de eerste geweiaanzet waardoor er meer dan twee stangen worden gevormd.

Bloeduitstortingen
De bloeduitstortingen veroorzaken onder de bast zwellingen waaruit het bloed niet kan wegvloeien. Dit vormt holtes/gaten in het beenweefsel die later als holten in het gewei te voorschijn komen. Dit noemen we het blaasgewei. Een gewei waaraan uitstulpingen en of holten te zien zijn.

Rozenstokbreuk
Door uitwendig geweld, bijvoorbeeld het in botsing komen met een afrastering of een auto, kan een rozenstok breken. Dit kan een ernstige beschadiging betekenen, die kan leiden tot permanente afwijkende geweivorming.

Verwonding aan het lichaam
Zwaar letsel aan het lichaam, met name aan de botten kan leiden tot vervorming van de diagonaal tegenover gelegen geweistang.

Het ontstaan van een geitengewei bij een reegeit, is zeldzaam. Het is terug te voeren tot een verandering in de geslachtshormonen. Die verandering in de geslachtshormonen vindt op later leeftijd plaats. Je zou kunnen zeggen dat de reegeit ook de overgang kent. Bij de oudere reegeit ontstaan daardoor, regelmatig maar in geringe mate, rozenstokken.

Afbeelding: Geit met geitengewei

In sommige gevallen groeien deze zelfs uit tot iets wat lijkt op een bastgewei, het geitengewei. Het lijkt meestal niet op het gewei zoals reebokken die dragen en asymmetrisch.

De huid op het geitengewei lijkt meer op normale huid dan op de basthuid die bij reebokken tijdens de ontwikkeling om het gewei zit. In tegenstelling tot een het gewei van de reebok wordt een geitengewei niet jaarlijks afgeworpen en groeit door. Zo'n doorgroeiend bastgewei noemen we bij reebokken pruikengewei. Het geitengewei lijkt dus op een pruikengewei maar is dat niet.

Hoewel de hormoonhuishouding veranderd is, komt het voor dat een geit met 'gewei' toch drachtig is. Evenzo geldt dat een reebok die, door een hormonale storing, geen gewei of een pruikgewei heeft wel aan de voortplanting deel kan nemen.

Het opzetten en het afwerpen van het gewei wordt geregeld door het mannelijk geslachtshormoon: testosteron. Wanneer de productie van dit hormoon gestoord wordt door bijvoorbeeld ziekte, beschadiging van de testikels of door castratie, dan ontstaan er afwijkingen van het gewei. Zoals het voortijdig afwerpen en de vorming van een pruikgewei. Als de testosteronproductie gestoord wordt als de bok bezig is een nieuw gewei op te zetten, valt met het hormoon ook de remfactor weg die de geweiontwikkeling binnen bepaalde grenzen houdt. Dat is op het moment dat de bok nog een bastgewei heeft. Daardoor komt het tot de vorming van een een zogenaamde pruik, die doordat de remfactor is weggevallen altijd in de bast blijft, nooit volgroeid en wordt afgeworpen.

Afbeelding: van reeëngewei met pruik. De reebok met zo'n pruik wordt pruikbok genoemd

De vorm en grootte van de pruik hangt af van verschillende factoren. Zoals het stadium waarin het bastgewei verkeerd en de vorm van het gewei dat de bok onder normale omstandigheden zou hebben geschoven. Zo zie je bij bokken met een bijna volgroeid bastgewei op het moment van het wegvallen van het hormoon een woekering rond het reeds gevormde gewei, waarbij dan vaak de einden nog buiten de woekering uitsteken. De snelheid waarin de pruik groeit is heel verschillend. Bij oudere reebokken groeit de pruik langzamer dan bij jongeren. De sterkste groei vindt meestal plaats tussen februari en april. Blijft de pruik steeds doorgroeien dan kan dit in een jaar of drie leiden tot de dood van de reebok. Wij zien dan meestal etterige ontstekingen, waar nogal eens maden in te vinden zijn, of afgestorven delen van het pruikenweefsel en de voorhoofdshuid.

Auteur: Dr. J.L. van Haaften †, bron: Capreolus

Een jager schoot een eenjarige éénhoorn reebok (jaarling) waarna tijdens het ontweiden bleek het dier een, opvallend grote, opgezette milt had. De reebok toonde, levend, geen afwijkend gedrag en was veel zichtbaar op diverse plekken in het veld.

Er is geen sprake van een een hoorn of horens maar van een gewei met geweistangen. De schedelnaden van een eerstejaars reebok zijn nog niet volgroeid. De rozenstokken groeien daardoor nog enigszins naar elkaar toe. In dit bijzondere geval zijn de stangen tegen elkaar gegroeid waardoor het lijkt alsof er nog maar één stang over is. Ook tijdens het tweede jaar groeien de schedel en rozenstokken nog. In het najaar zal een dergelijk gewei dan zoals gewoonlijk afgeworpen worden, waarna de reebok vermoedelijk een meer normaal gewei met twee stangen zal krijgen.

Afbeelding: Reeëngewei van ogenschijnlijk tot één geweistang, samengegroeide geweistangen

Inmiddels zijn diverse reacties ontvangen over geweien waarbij de stangen schijnbaar één zijn. De stangen staan marcherend zo achter elkaar dat zij één lijken te zijn. Dat is een vrij zeldzame situatie. Op basis van gegevens uit geweiententoonstellingen wordt aangenomen dat het bij circa 3 op 1000 geweien voorkomt.

Op het internet vonden we bijvoorbeeld deze 'eenhoorn' reebok.

Wel zeldzaam bij reeën is het echte éénstanggewei, ontstaan op slechts één rozenstok is. Er zijn diverse oorzaaken voor het hebben van één rozenstok.

Afbeelding: Eénhoornbok

De directe aanleiding voor vergroeiingen van het gewei zijn beschadigingen van de rozenstok of het bastgewei tijdens de geweigroei. Dergelijke abnormaliteiten komen veel voor. De vormen variëren van bijna niet te herkennen tot pendelende geweistangen. De vergroeiing is sterk afhankelijk van het moment dat deze beschadiging in de groeiperiode optreed. Een beschadiging treedt bijvoorbeeld op als het ree in paniek tegen een afrastering is gerend of verstrikt raakt in schrikdraad.


In de afbeelding wordt de kop van een reebok getoond met een gewei dat een bijzondere asymmetrie toont. Niet alleen in de geweivorm maar ook in de opbouw. Het bestaat uit meer dan twee stangen. Op basis van de afbeelding is niet te zeggen wat er gebeurt is. Zo'n beschadiging kan alleen optreden met geweld van buiten op het moment dat de stang zich begint te vormen op de rozenstok. De eerste aanzet aan de rozenstok wordt daarbij opgedeeld in meerdere delen. Extremere varianten daarvan zijn het splijten of breken van de rozenstok. In dat geval praat men van een pendelgewei bij een pendelbok omdat de stang los is gekomen van de schedel en bungelt in de huid. Als er duidelijk sprake is van een scheiding in het bastweefsel op één rozenstok toont zich dat ook als dubbele rozen. Deze kunnen in volgende seizoenen weer vergroeien. Een dergelijke beschadiging aan de rozenstok of de gewei aanzet zijn permanent. Deze reeën vormen daarmee een uitzondering op de algemeen geldende regel dat reeën op basis van hun geweivorm niet langjarig gevolgd kunnen worden.

Beschadiging van de bast aan de stang kan soortgelijke misvormingen geven maar dan altijd alleen aan de stang. Deze beschadigingen zijn éénmalig. Na het afwerpen en opnieuw opbouwen van het gewei zijn de gevolgen van de beschadiging verdwenen.

De rozenstok beschadiging en hoe zich dat hersteld zijn hoogstwaarschijnlijk de basis geweest voor transplantatie onderzoeken. Zo zijn in experimenten basthuid, waaruit jaarlijks geweien groeien, elders in het lichaam op botten ‘geënt’ waarna er op die plek geweivorming plaatsvond.

Cookies instellen