showdiv class="panel-collapse collapse in" id="collapse1">

De populatie reeën, -stand of -dichtheid is het aantal dieren dat in een gebied leeft. Het is voor het behoud van de soort goed de reeën te zien als een groep dieren van dezelfde soort die zichzelf instant probeert te houden in een leefgebied. Die groep reeën in het leefgebied vormt de populatie. We spreken altijd over het aantal reeën per oppervlakte-eenheid. Bijvoorbeeld: Er leven 12 reeën in dit bosperceel.

De geschatte reeënpopulatie in het voorjaar, in Nederland, is circa 80.000 dieren. In die populatie vindt aanwas en sterfte plaats. Die maken dat de populatie groeit, blijft bestaan, terugloopt of zelfs uitsterft. Met name de geslachtsverhouding is van grote invloed op de jaarlijkse groei van de populatie, de aanwas. Bij een evenveel mannetjes als vrouwtjes krijgt de helft van die dieren elk jaar circa één jong. Die 70.000 dieren is gebaseerd op circa 100 jaar tellen van reeën en karakteristieken van populaties wilde dieren.

Grafiek: Aantalsontwikkeling reeën Nederland


In 1930 werd het aantal reeën geschat op 3 á 4.000. In 1960 bedroeg dat aantal 15.000 en in 1980 lag dat aantal tussen de 25.000 en 30.000 (bron: Broekhuizen e.a., 1992). In het voorjaar van 2002 werden in totaal bijna 58.000 reeën geteld. Omdat niet alle aanwezige reeën tijdens een telling worden waargenomen, zal het werkelijk aantal toen groter zijn geweest. De grootste dichtheden worden bereikt in Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. Maar ook in de duinen in het westen van het land en op Ameland en Terschelling komen aanzienlijke aantallen voor.

De toename van de reeënpopulatie in ons land terug te zien in het afschot. In 1960 werden 4100 reeën geschoten 20 jaar later 6500 en in 2002 was dat aantal verdubbeld tot 12.370. Beheer van de populatie vindt plaats uit oogpunt van verkeersveiligheid, schade aan landbouwgewassen of schade aan de natuur zelf (voedselstress en dierenwelzijn). Eén en ander wordt onderbouwd in faunabeheerplannen. Na goedkeuring door de provincie wordt een ontheffing verleend aan de betreffende wildbeheereenheid. Op basis van de gewenste aantallen of het schaden van belangen wordt het jaarlijkse te doden aantal vastgesteld. De hier gepresenteerde gedode dieren (afschotcijfers) zijn ontleend aan verschillende bronnen. Tot 1994 zijn de gegevens afkomstig van het Ministerie van Landbouw en Visserij. De rijksoverheid verstrekte destijds de benodigde vergunningen. Sinds 1994 is dit gedecentraliseerd naar de provinciale overheden. Vanaf dat jaar zijn provinciale bronnen gebruikt. De afschotcijfers van de laatste drie jaar zijn ontleend aan de faunabeheerplannen en de WBE-databank.

In België is het ree ook zeer algemeen, maar minder verspreid, met als belangrijkste leefgebied de Ardennen en Limburg. In het algemeen geldt dat het ree zich goed kan handhaven en qua aantallen nog steeds toeneemt.

Jaar

1930

1960

1980

2003

2006

2008

2010

Aantal dieren (voorjaar)

3.000

15.000

25 - 30.000

> 56.000

> 61.000

> 64.000

> 70.000

Aantal jonge dieren (verwacht)

1.500

7.500

12 - 15.000

> 28.000

> 30.500

> 32.000

> 35.000

Schattingen van het aantal reeën en verwachtte aantal jonge dieren in Nederland - bron: KNJV-WBE-databank, nieuwsbrief 8

De beheerders probeerden, tot 2011, exact te bepalen hoe groot de populatie reeën in het voorjaar is en op basis daarvan de aanwas te bepalen. Vanaf 2011 is men het populatiebeheer gaan doen op basis van trendtellingen. Een land dekkende telling is vanaf dat moment niet meer, openbaar, bijgehouden. Provincies zijn vanaf dat moment verantwoordelijk geworden voor het vastleggen van de benodigde informatie.

Tegenover aanwas staat de sterfte. De oorzaken van sterfte onder reeën zijn meestal verkeer, verdrinken, maaien, stroperij, afschot, ziektes en ouderdom. In gebieden met hoge dichtheden van wilde hoefdieren zijn het de reeën die het eerst migreren of sterven. Die gevoeligheid voor verstoring en daarnaast het vermogen zich snel aan een nieuwe omgeving aan te passen is hoogstwaarschijnlijk de oorzaak van de enorme verspreiding en toename van de populatie reeën.

Onderzoekers van de universiteiten in Vilnius (Litouwen, Vilnius) en Szent (Hongarije, Gödöllö) hebben een sterke groei van de reeën in Europa bevestigd. Dit blijkt uit een vergelijkend onderzoek van ramingen van de voorjaarsstand en registraties van gedode exemplaren uit de jaren tussen 1984 en 2007.

Samengevat zijn de reeën de meest voorkomende hertensoort in het grootste deel van Europa. En hebben in toenemende mate invloed op ecologische, culturele en economische factoren. Daarom zijn reeën onderzoeksprogramma’s essentieel voor duurzaam beheer.

afbeelding: Populatie ontwikkeling van het ree in Europa

Het doel van de onderzoekers was om veranderingen in de reeënpopulatie en het doden in het kader van jacht en beheer op basis van beschikbare informatie te analyseren. Voor de studie werd gepubliceerde data van 1984 en 2000 – 2007 gebruikt.

Tussen deze twee perioden namen de gerapporteerde voorjaarspopulaties toe van 6,2 naar 9,5 miljoen en de jachtbuit van 1,7 naar 2,7 miljoen individuen. De populatie grote en het aantal gedode dieren nam toe in bijna heel Europa, maar in het bijzonder in het westelijke deel. De werkelijke populatie is mogelijk zelfs 1,5 keer groter dan de officiële getallen zeggen.

Historie
Reeën zijn de meest voorkomende hertensoort in Europa. De soort leeft hier al 600.000 jaar. Na de laatste ijstijd was er een koude steppe van de Atlantische Oceaan naar het Verre Oosten en leefden de reeën van het zuidwesten van Frankrijk langs de Middellandse Zee tot aan de rand van de Karpaten. Daarna is de gemiddelde temperatuur gaan stijgen. De reeën bezetten in die periode het huidige leefgebied ten noorden van de Alpen. En nemen in aantallen en verspreiding toe.

Aan het einde van de laatste ijstijd is het ree een van de meest voorkomende hertensoorten in Europa en een veel voorkomende jachtbuit van de toen levende mensen. Dat begint in de late middeleeuwen in grote delen van Europa te veranderen door de steeds toenemende cultivering van de leefomgeving van mensen. De reeën en veel andere dieren verliezen daardoor een aanzienlijk deel van hun leefomgeving.

Schommelingen in het aantal reeën
Met de in de 19e eeuw drastisch verbeterde leefomstandigheden en daardoor toenemende jacht op wilde diersoorten werden deze diersoorten zoals reeën gereduceerd tot een minimum. Door de geleidelijke regulering van de jacht, in combinatie met bewust veranderend gebruik van de omgeving begon het aantal reeën weer toe te nemen en is het gebied waar zij leven uitgebreid. Reeën bereikten daardoor weer hun natuurlijke grenzen bestaande uit hoge bergen aan de ene kant en droge gebieden aan de andere. Momenteel wordt de populatie reeën in Europa geschat op 15 miljoen stuks (IUCN, 2007).

Rekening houdend met het feit dat cijfers niet beschikbaar waren voor diverse landen en soms ernstig onderschat voor andere, mag aangenomen worden dat de totale populatie in het hele onderzoeksgebied 15 miljoen is. (EFSA, 2004; IUCN, 2007).

Hoewel het noodzakelijk is rekening te houden met het feit dat de informatie meer of minder betrouwbaar zijn, was de data voor het krijgen van een algemeen beeld, bruikbaar. Volgens de gevonden gegevens is het mogelijk om de Europese landen in te delen in drie categorieën:

Lidstaten waar de reeënpopulatie toeneemt
- De meerderheid van Europese landen. De grootste toename was in Frankrijk (227%), Litouwen (219%), Italië (201%), Finland (200%) en Denemarken (167%).

Staten met slinkende reeënbestanden
- Enkele landen in het zuidoosten van Europa. In Bulgarije, Moldavië, Roemenië, Oekraïne en de Balkan zijn de aantallen reeën kleiner. Vermoedelijke oorzaken zijn niet betrouwbare gegevens en meer stroperij. De invloed van stroperij is waarschijnlijk invloedrijk door traditionele meer stroperij en het verminderde toezicht tijdens de grote politieke veranderingen in deze periode.

Staten waar de reeënpopulatie redelijk stabiel bleef
- Zwitserland en het Europese deel van Rusland.

Regio’s met te onderscheiden veranderingen in de reeënpopulatie in de periode 1984-2005.

West- en Centraal-Europa – Paradijs voor reeën
De reeënpopulatie is in bijna alle staten gestegen. Er zijn echter grote geografische verschillen. In 1984 leefden de meeste reeën per vierkante kilometer in Duitsland (5,74 st/km2), Oostenrijk (5,48 st/km2) en Denemarken (3.48 st/km2). In 2005 waren dit Duitsland (8,40 st/km2), Oostenrijk (8,94 st/km2), Denemarken (9,28 st/km2) en Luxemburg (9,27 st/km2).

afbeelding: Reeën-populatie dichtheid en verandering Europa 1984
afbeelding: Reeën-populatie dichtheid en veranderingen Europa 2005

Op basis van de getallen heeft Duitsland de grootste populatie, de grootste jachtbuit en het hoogste percentage afschot voor beide periodes. De onderzoeksgegevens laten zien dat 31,6% van de reeën daar leven en 37% van de reeën daar worden gedood. Andere landen met grote hoeveelheden reeën zijn Oostenrijk en Frankrijk. Deze landen hebben ook de grootste oppervlakte primair landschap voor reeën. Opvallend is dat er een overeenkomst lijkt te zijn tussen de hoge dichtheden en de in die landen geldende regels. Landen die veel geschikt reeënbiotoop hebben en, reeën beschermende, jacht en beheerregels die worden nageleefd hebben hoge dichtheden en afschotpercentages of sterke groei van de aantallen reeën.

De gemiddelde dichtheid van reeën in Europa is in 25 jaar gestegen van 1,55 tot 2,22 st/km2.

Doden van reeën
Het percentage geschoten dieren is nagenoeg onveranderd van 27.86% in 1984 tot 28,81% in 2005.

Op basis van de aantallen reeën en de aantallen geschoten dieren in 1984 en rond 2005 worden duidelijk twee groepen onderscheiden:

  • Landen waar de populatie meer toenam dan het aantal gedode dieren
  • Landen waar de populatie minder groeide dan het aantal gedode dieren

Alleen Litouwen en Noorwegen vallen in geen van beide groepen omdat er nagenoeg geen verandering werd vastgesteld.

Hoofdzakelijk West- en Noord Europese landen behoren tot de groep waar het afschot trager groeit als het aantal reeën. In Zuid- en Oost-Europa groeit de populatie langzamer dan het afschot.

De verklaring voor deze verschillen zitten naast de al eerdergenoemde aanname over strikt nageleefde afschotvergunningen in de meeste Noord- en west Europese landen misschien in het onderschatten van de aanwezige aantal dieren met als gevolg dat hoewel het afschot toenam de populatie toch groeide.

Tenslotte zijn op Europees niveau sommige veranderingen tussen 1984 en 2005 vergelijkbaar in het patroon van de wijziging.

Veranderingen in aantallen reeën tussen 1984 en 2005 in Europa

Jaar

Populatie N

gedood N

gedood %

Gem.gedood %

Populatie
verandering

gedood verandering

1984 6 201 665 1 727 513 27.86 22.15    
2005 9 536 735 2 746 971 28.81 21.63 53.77 59.01

De data toont aan dat het ree, in Europa, een weid verspreid voorkomende groot hoefdier is.

Voor de 7 miljoen jagers (FACE, 2007) is het ree de meest voorkomende grote doelsoort. Het vlees, het beheren van de populatie, de beleving van het zien en opsporen zijn daarin waarde bepalend. De hier gevonden patronen geven aan dat als gevolg van het in procenten marginaal toenemend benutten van de reeënpopulaties de reeënpopulatie kan groeien. Dit kan echter het gevolg zijn van onderschatten van de voorjaarsstand en/of aanwas. En op basis daarvan consequent uitvoeren en handhaven van populatiebeheer. Populatiebeheer dat gebaseerd is op het beperken van de aanwas om de populatiegroei te stoppen.

Er is alleen in het Zuidoosten van Europa een permanente afname van het aantal reeën gevonden. Recente politieke veranderingen en sociaal-economische verhoudingen kunnen de controle en handhaving van reeën in gevaar hebben gebracht. Deze bevindingen geven aan dat verder onderzoek naar socio-cultureel en economische factoren die reeënpopulaties beïnvloeden nodig is, zoals is gedaan voor edelherten. (Milner et al., 2006).

Conclusies
Gedurende de laatste 25 jaar groeide de reeënpopulatie op papier in omvang van 6.2 to 9.5 miljoen dieren. De jachtbuit veranderde van 1.7 naar 2.7 miljoen exemplaren. In het grootste deel van Europa groeiden de reeënpopulaties met uitzondering van het zuidoosten van het werelddeel. De afschotgegevens konden dit niet bevestigen door gebrek aan data.

De dichtheid nam toe in bijna alle onderzochte landen. De hoogste dichtheid trad op in west en centraal Europa. Van 1984 tot 2005 nam de gemiddelde reeëndichtheid toe van 1.55 dieren per km2 naar 2.22 dieren per km2.

Hoewel de afschotgegevens varieerden tussen de verschillende landen waren de gemiddelde afschotpercentages in de twee bestudeerde periodes: 22.15% in 1984 en 21.63% in 2005. Op basis van de beschikbare gegevens nam het afschot af in 9 landen en toe in 12 landen. In heel Europa werd in 1984 27.86% van het aangenomen aantal reeën geschoten en in 2005 28.81%.

De data toont de grootste populatie, de grootste jachtbuit en het hoogste percentage afschot voor beide periodes in Duitsland waren. Feitelijk leefde 31.6% van de hele Europese populatie reeën daar.

De populatie groeide sneller als het afschot in het noorden en westen van Europa. Het afschot groeide harder als de populatie reeën in oost- en Centraal-Europa. Tussen 1984 en 2005 nam de populatie reeën toe met 53,5% en het afschot met 59.0%. De patronen tonen aan dat de groei in afschot tot op heden de groei van de populatie reeën niet heeft gestopt.

Dit is misschien gerelateerd aan onderschatting van de voorjaarspopulatie en/of aanwas en het daaraan gekoppelde streng nageleefde afschotbeleid om de populatiegroei te stoppen.

Er is alleen in het Zuidoosten van Europa een permanente afname van het aantal reeën gevonden. Recente politieke veranderingen en sociaaleconomische verhoudingen kunnen tot gebrek aan controle op het doden van reeën hebben geleid.

Deze bevindingen geven aan dat nader onderzoek zich kan richten op de invloed van sociale, culturele en economische factoren op de reeënpopulaties.

en Sándor Csányib
bron: Roedeer population and harvest changes in Europe
Vertaald:

Cookies instellen