Ontwikkeling gewei ree
(november-juni)

Elk jaar vallen bij de reebokken de geweistangen af ten gevolge van het opgang komen van de groei van het nieuwe gewei. Van begin november tot begin juni zien we reebokken in de bast. De volwassen reebokken eerst.

De geweien groeien onder de huid op de rozenstokken. Die huid wordt bast genoemd. Tijdens de groei verbeent het weefsel onder de bast tot de geweistang. Aan het eind van de groeiperiode stopt de aanvoer van groeistoffen. Daardoor en droogt de bast uit zodanig dat deze los komt van de geweistangen. De bast is dan vaak binnen een dag van de geweistang verdwenen. Dit wordt geveegd genoemd.
 

Afbeelding: Reeën in januari met bastgewei


De rozenstokken groeien gedurende de eerste drie jaren flink door, met dien verstande dat ze ieder jaar dikker worden. De sponsachtige botstructuur gaat daarbij over in een meer compacte rozenstokmantel. Het lijkt erop dat dit onderdeel is van de normale ontwikkeling van bot van het ree. De rozenstokken blijven echter groeien tot op hoge leeftijd. Ze worden ieder jaar iets dikker en de lengte neemt jaarlijks af. En wel met een zodanige regelmaat dat dikte en lengte van de rozenstokken kunnen worden gebruikt voor het (globaal) leeftijd bepalen aan rozenstokken. In de dwarsdoorsnede van de rozenstokken zijn duidelijk de eerste groeiperiodes te herkennen (Prof. Stubbe, 1997). De aangroei is daarbij ringvormig zichtbaar (Hübner, 1933).

Elk jaar komt de rozenstok tot leven, van binnen naar buiten, en vormt zich op de rozenstokken nieuw rozenstokweefsel dat verbeent, het gewei. Vermoedelijk, veroorzaakt de stuwing die daarbij optreed, uitstulpingen aan de buitenzijde die later als rozen, groeven en parels op het gewei zichtbaar zijn.

Op de schedel van het reebokkalf begint op een leeftijd van drie maanden het onderhuidse deel van het gewei te groeien, de rozenstokken. Dit kan, in zeldzame gevallen, een gehoor hoog, circa 12 centimeter lang, gaffel gewei worden. Bij zwakkere reebokkalveren begint de ontwikkeling van het eerste gewei laat, soms pas in januari. Op de rozenstokken groeit het eerste gewei. In de maanden januari en februari wordt dat gewei, in het algemeen, weer afgeworpen en begint direct de ontwikkeling van het volgende gewei. Als reebokken één jaar oud zijn (jaarling) hebben ze dus vaak al hun tweede gewei. Dit tweede gewei heeft, in tegenstelling tot het eerst gewei, rozen. In het derde jaar is het ree volgroeid en komt de geweivorm zoals deze is geërfd tot uiting.

De momenten waarop het gewei begint te groeien, de groei van het gewei stopt en het moment waarop het gewei wordt afgeworpen worden gestuurd door hormonen.

Afbeelding: Geweiontwikkeling, teelbalactiviteit, hormoonspiegel

Afb. Geweiontwikkeling, teelbalactiviteit, hormoonspiegel

Het mannelijk geslachtshormoon testosteron dat onder andere door de testikels wordt gevormd, heeft de meeste invloed op de geweigroei. Jong gecastreerde bokkalveren krijgen bijvoorbeeld geen gewei. Worden bokken, die al wel een gewei hebben, gecastreerd, dan groeit hun gewei jaar op jaar door zonder dat het wordt afgeworpen. Het zogenaamde pruikgewei.

De periode van afwerpen van het gewei ligt tussen oktober en december. In tegenstelling tot oude beweringen blijkt er geen duidelijke relatie te bestaan tussen de leeftijd en het tijdstip van afwerpen.

Het moment van afwerpen van het gewei wordt bepaald door verandering in het stromen van lichaamsvocht in de rozenstokken met als gevolg het vormen van de basthuid en het afzetten van botweefsel. Het benige materiaal wordt zachter onder invloed van lichaamsvocht en er begint nieuw 'botweefsel' te groeien dat omsloten wordt door huid. Tijdens de groei, het schuiven, van het gewei is er geen duidelijke overgang van het 'oude' botweefsel en het nieuwe*. Als dit proces ver genoeg gevorderd is, dan is de geringste aanraking al voldoende om het oude gewei te laten afbreken\vallen inclusief de aanhechting van rozenstok en gewei. In de loop der jaren worden de rozenstokken daardoor iets korter.

*Das passiert am Kolben, Wild und Hund 2011

Reebokken dragen een gewei. Een gewei kenmerkt zich doordat het jaarlijks groeit en wordt afgeworpen. Zeer zelden komt het voor dat er bij een reegeit een gewei groeit.

De vorm van het reeëngewei laten we zien in een tekening. Dit gewei bevat zes enden. In werkelijkheid is elk gewei uniek. De groei wordt door de leefomstandigheden en hormonen beïnvloed. Er zijn uitzonderingen op de hier geschetste situatie zoals het pruikgewei en het geitengewei. De andere geweivormen zijn beschreven op een andere pagina.

Afbeelding: Opbouw ree gewei


In het najaar en de winter van het eerste levensjaar begint de groei van het gewei. Op de schedel van de jonge reebok begint de basis voor het gewei te groeien, de rozenstokken. In het verlengde daarvan ontstaat een eerste begin van de stangen, de knoppen.

In de loop van de winter begint het tweede gewei al te groeien van uit de rozenstokken. Die druk werpt veroorzaakt een stuwing die maakt dat het ree de stangen 'afwerpt' en een krans van 'parels' laat ontstaan aan de basis van de nieuwe enden, de rozen. (ps. geen rozenkrans) De rozenstokken groeien nog circa drie jaar in omvang. Men spreekt van dakrozen als de rozen schuin afhangen.

In normale gevallen wordt aan de voorzijde van de stangen een aftakking gevormd (voorend) en tussen deze en het bovenste eind van de stangen een aftakking naar achteren (achterend).

De reebok met drie enden aan elke stang is een zesender. Die met twee enden aan elke stang is een gaffel en de bok zonder enden heet een spitser. In uitzonderlijke gevallen wordt een reebok een achtender of meer.

In het eerste jaar zijn er veel reebokken met knoppen. De geweistangen van deze eerste geweien hebben nog geen rozen. Knopbokken zijn oudere bokken met knoppen en rozen. Deze onvoldoende ontwikkelde geweien bij de reebok zijn een teken dat de reeën in dat leefgebied onvoldoende leefomstandigheden hebben. Vooral het voedsel en de rust in de periode augustus tot november zijn bepalend.

Cookies instellen