Tijdens het lopen en krabben in de grond wordt een geurstof uit de geurklieren gedrukt/afgegeven waardoor een geurspoor wordt gevormd waaraan elk ree individueel herkend kan worden. De geur bevat mogelijk informatie over geslacht, leeftijd en status van de verspreider van de 'lucht' (Lawson, 2000).
De geur maakt het dier zelf, de sprong, objecten en het leefgebied herkenbaar en vormt zo een communicatiemiddel. De verschillende geurklieren aan kop, poten en hoeven zijn mogelijk verschillende geuren bijvoorbeeld om het territorium of de trekroute te markeren.
Volgens Johansson (1996) betekent het markeergedrag van de reebok: Informatieplaatsen creëren om te oriënteren, informatie over geweiopbouw te verwerven, prikkelen, over spronggedrag in een conflictsituatie, schijngevecht, ontwijken van fysieke confrontaties, synchroniseren (priming) van de ovulatie van de reegeit, en het aantrekken van de reegeit.
Bij de reebok bevindt zich voor en tussen de rozenstokken een geurklier. In het voorjaar en in de zomer wrijven, slaan en vegen de reebokken veelvuldig met hun kop en gewei en dus de geurstoffen langs voorwerpen in en om hun territorium om deze te markeren. Daarbij worden takken en twijgen tussen de geweistangen genomen en door op- en neergaande bewegingen in contact gebracht met de geurstof.
Naast de geursporen die daardoor worden gemaakt gebeurt dit markeren vaak zo heftig, dat de bast van de boompjes geschraapt wordt. Deze veegsporen zijn dus niet het gevolg van de basthuid van de geweistangen af wrijven, het vegen.
Een ervaren of getrainde hond met een goede neus is in staat het geurspoor van een individueel ree te volgen.
Literatuur:
Jansen B. (2012), De geurklieren van de ree
Lawson R., Putman R., Fielding A. (2001). Chemical communication in Eurasian deer: do individual odours also code for attributes?
Lawson R., Putman R., Fielding A. (2000). Individual signatures in scent gland secretions of Eurasian deer.