De leeftijdsopbouw van de reeënpopulatie is naast de geslachtsverhouding bepalend voor de aanwas van de populatie reeën. Door het jarenlang beoordelen en letten op verschijnselen aan levende en dode reeën kennen we inmiddels de kenmerken die een indicatie zijn voor de leeftijd.

Van een dood ree kunnen we vrij nauwkeurig de leeftijd bepalen. Zo kunnen we de leeftijd bepalen aan kiezen, schedelnaden, ooglenzen, neustussenschot, rozenstokken en het sluiten van de groeischijven. We meten daaraan de veranderingen. Enkele voorbeelden van veranderingen zijn:

  • Het gebit van het ree ontwikkelt zich in de eerste 14 maanden, van melkgebit naar blijvend gebit
  • De slijtage aan de tanden en kiezen in de onderkaak neemt in de loop der jaren toe.
  • Het gewicht van de gedroogde ooglens neemt met de leeftijd toe van gemiddeld ca. 240 mg. bij een 1-jarig ree tot ca. 350 mg bij een 5-jarig ree.
  • Het aantal kronkels in de voorhoofdsschedelnaad. Deze nemen toe van 20 kronkels per centimeter bij een 1-jarig ree tot 34 kronkels per centimeter bij een 5-jarig ree.
  • De lengte van het verbeende deel van het neustussenschot. Deze loopt van 0,5 cm bij een 1-jarig ree tot 4 cm bij een 5-jarig ree.
  • Het quotiënt van rozenstok-hoogte en -diameter loopt van 3 bij een 1-jarige reebok terug naar 1,5 bij een 5-jarige reebok.
  • De groeischijven zijn gesloten bij een leeftijd van twee jaar.
Dwarsdoorsnede reeënschedel met ontwikkeling neustussenschot

Door het toepassen deze methoden is ook vast komen te staan dat er veel uitzonderingen op de regels zijn. Die uitzonderingen bevestigen dat altijd een combinatie van kenmerken leidt tot een aannemelijke schatting van de leeftijd.

Bron: Leeftijdsbepaling bij Reeën door Henri Lambrecht

Aanspreken is de door jagers gebruikte term voor het herkennen van kenmerken aan levende dieren zoals reeën. Op basis van die kenmerken worden voornamelijk het geslacht en de leeftijd bepaald.

Tekening Rien Poortviet: Aanspreken (WuH 1969)

Sommige kenners beweren de leeftijd van het levende ree te kunnen bepalen. Ze overschatten zichzelf. De praktijk levert zoveel bewijzen dat hierbij fouten zijn gemaakt dat met een gerust hart gesteld mag worden dat de leeftijd in het veld vaststellen bij het zien van een ree bijna onmogelijk is.

De kenmerken aan het levende ree tonen zich in gedrag, houding, proporties van het lichaam, vacht en gewei. Waarbij het leeftijd bepalen aan het gewei op basis van het aantal enden een hardnekkige fabel is. Bij reeën in de leeftijd tot één jaar is het tot op ongeveer een maand wel aan te geven hoe oud een ree is. Wat overblijft zijn de leeftijdscategorieën; één tot vijf jaar en vijf jaar en ouder.

Afbeelding: Reegeit met leeftijdskenmerken 5 jaar - Erwin de lange

 

Afbeelding: Reebok met leeftijdskenmerken gewei 5 jaar

Alleen na zorgvuldige observatie met een goede verrekijker, is vast te stellen in één van de drie categorieën valt. Maar let op het oudere ree kan verschijnselen van een éénjarig ree hebben. Het wordt al een stuk makkelijker als een ree een speciaal kenmerk heeft en je dat ree over langere tijd kunt volgen.

Toch zijn er een aantal aanwijzingen die kunnen helpen om een ree als jonger dan een jaar, volwassen of oud (ouder dan vijf jaar) te schatten. En je kunt aan het ree ook zien in welk jaargetij we ongeveer zitten.

Afbeelding: Reekalf liggend in lang gras, foto - Dick Pasman

Jonge reeën zijn nog in ontwikkeling. Zij ontwikkelen zich in ongeveer een jaar over van de kenmerken van het reekalf naar de kenmerken van volwassen reeën. Zij zin met drie jaar volgroeid. Hierbij is handig te weten dat 80% van alle reeën in mei geboren worden. En het moment van waarnemen dus ook iets zegt over hoe oud het ree is. We kunnen het ook aan de dieren waarnemen: De gevlekte reekalfjes verbergen of drukken zich voor belagers vanaf de geboorte tot ongeveer 10 dagen daarna. Vanaf dat moment vluchten zij mist ze snel genoeg zijn voor dreigend gevaar. Vervagen de stippen dan zijn ze tussen 8 weken en 4 maanden oud.

Afbeelding: Reekalf enkele maanden oud, de stippen zijn bijna verdwenen, foto - Dick Pasman

Ze hebben dan echter nog een dunne hals en zijn “overbouwd”, dat wil zeggen dat ze ter hoogte van kruis en heupen hoger zijn dan ter hoogte van de schoft. Ze zijn slank, met weinig massa en het gedrag is wat zorgelozer en speelser dan bij de oudere dieren. Jonge dieren zijn daardoor ook meer zichtbaar en komen eerder en gemakkelijker uit de beschutting dan hun oudere soortgenoten. Bijvoorbeeld om te gaan eten.

Afbeelding: Eén jarige reebok,  jaarling, foto - Dick Pasman

Een ouder ree heeft meestal een horizontale rug, soms iets doorgezakt. De hals is dik en de romp heeft veel massa.

Afbeelding: Enkele jaren oude reegeit, foto - Dick Pasman

Bovendien zijn de echt oude reeën en met name de reebokken bijzonder voorzichtig en voortdurend op hun hoede. Vaak komen ze pas uit de dekking als het al donker is en 's morgensvroeg zijn ze, als het licht wordt, alweer in de beschutting verdwenen. Is in de beschutting voldoende voedsel te vinden dan treden ze vaak helemaal niet buiten de beschutting. Dat is de reden waarom sommige oude dieren er in slagen gedurende lange tijd volkomen onopgemerkt te blijven.

Afbeelding: Enkele jaren oude reebok, foto - Huib Mekers

De overige dieren horen tot de volwassen dieren zonder duidelijke leeftijdskenmerken, waarschijnlijk tussen één en 6 jaar oud.

Hieronder twee foto's van één ree.

Afbeelding: Moeilijk aan te spreken ree recht van voren, nog leeftijd nog geslacht zijn duidelijk; foto - Dick Pasman

Wat denk je?

Afbeelding: hetzelfde ree van opzij, nog leeftijd nog geslacht zijn duidelijk, foto - Dick Pasman

En nu? Zie je een penseel? Zie je een schortje? Is er wel of geen geweivorming? Kortom niet zo makkelijk. Bovendien staan de reeën zelfs met goede verrekijkers bijna nooit zo dichtbij.

Het is onmogelijk om alleen op basis van het gewei van de reebok de leeftijd van een ree te bepalen. De bouw van het gewei is namelijk sterk afhankelijk van factoren in de omgeving van de reebok. Eén situatie is wel significant: Het reeëngewei zonder rozen is van een reebokkalf dat nog niet eerder een gewei heeft gehad. Dit kan voorkomen tot een leeftijd van anderhalf jaar.

Desondanks kunnen er wel conclusies getrokken worden als de condities waaronder het gewei groeit jaar op jaar hetzelfde zijn en er enorme aantallen geweien in het onderzoek worden betrokken. Zoals bijvoorbeeld in een dierentuin, een geïsoleerd gebied of een wildpark. Op indrukwekkende wijze is zo aangetoond dat er een relatie is tussen de grootte en massa van het gewei in relatie tot het biotoop ten tijde van het bouwen van vetreserves in najaar en winter. ( "Über rehe", A.u.J.v. Bayern)

De conclusie luidt: De grootte en de massa van het gewei wordt in eerste instantie door erfelijke aanleg bepaald maar komt alleen tot volle omvang als de leefomgeving van het betreffende ree optimaal is. Het gevolg is dat een reebok met een goede erfelijke aanleg in een slechte leefomgeving nooit een 'kapitale' reebok zal worden. Waarbij hetzelfde ree op rijke grond een veel zwaarder en groter gewei krijgt als op arme zandgrond. Zonder gericht beheer op het verbeteren van de leefomstandigheden is er dus weinig kans dat de goede erfelijke aanleg zichtbaar wordt.

Een andere conclusie is dat de lengte van de stangen toe neemt, tot de reebok vier- a vijf jaar is. Daarna worden de stangen met het ouder worden, korter. Dit noemen we terugzetten. Dit terugzetten van het gewei heeft betrekking op de lengte van het gewei dus niet op de massa. Het volume van het gewei neemt nauwelijks af.  De basis van het gewei, de rozenstokken, nemen in omvang toe en daarmee de rozen. Niet omdat ze groeien maar omdat ze korter worden. Het volume van het gewei neemt daarbij nauwelijks af. Daardoor kan de indruk ontstaan dat oudere reebokken een even lang gewei hebben. Maar de schijn bedriegt de massa neemt toe maar de lengte neemt af. Anders geschreven de verhouding lengte staat tot dikte van het gewei verschuift van lang naar dik. De oudere reebok heeft op latere leeftijd een korter maar dikker en zwaarder gewei dan deze had in de jonge jaren.

In een habitat ontstaat de meest optimale situatie als de populatie reeën onder tot gelijk is aan de draagkracht van die leefomgeving. Als er bovendien rust is ten tijde van opname van winterreserves (september - december) en groei van het gewei (november - maart) is er een grote kans dat een gewei uitgroeit tot een 'kapitaal' reeëngewei.

In het eerste levensjaar van een ree kun je aan de hand van de onderkaken uit het gebit, vrij nauwkeurig de leeftijd vaststellen. Desondanks is het een benadering die door verschillende factoren beïnvloed wordt. Bij oudere reeën kan de slijtage van het gebit tot een ruwe schatting voor de leeftijd leiden.

Uit onderzoek is gebleken dat bij deze methode van leeftijd bepalen in twintig procent van de gevallen een foute schatting wordt gemaakt. Daarvan is in negentig procent van de gevallen de leeftijd te hoog ingeschat. Er was in die gevallen dus blijkbaar sprake van meer dan normale slijtage! Daarom moeten bij het bepalen van de leeftijd in ieder geval de beide onderkaak-helften gebruikt worden. In de praktijk wordt bij het bepalen van de leeftijd van het gebit vaak gebruik gemaakt van referentie kaken. Van zo'n kaak is de leeftijd door het maken van een slijpplaatje vastgesteld. Daarnaast is het goed ook andere kenmerken voor leeftijd mee te nemen bij de bepaling zoals verbening van het neustussenschot en mate van vergroeiing voorhoofdsnaad.

Is het gebit eenmaal voltooid, dan slijt het in de loop der jaren weer af. Enige weken na de geboorte begint de vierde en eerste blijvende kies te groeien. Van het blijvende gebit is de vierde kies dus de oudste kies en die is in de regel ook het meest afgesleten. Door slijtage veranderen de kiezen van aanvankelijk spits, scherp en duidelijk boven het tandvlees uitstekend, naar vlak, glad en amper boven het tandvlees uitkomend. De snelheid waarmee dit proces plaatsvindt is afhankelijk van de leefomstandigheden waarin het ree leeft en het voedsel dat het tot zich neemt en verschilt dus van plaats tot plaats.

Bij het leeftijd bepalen vergelijk je de slijtage, verandering, aan de onderkaak, met onderkaken waarvan de exacte leeftijden bekend zijn. Heb je het overeenkomstige slijtagebeeld aan een kaak gevonden, dan ga je na of de overige kenmerken van het ree overeenkomt met de kenmerken die horen bij de gevonden leeftijd. Bijvoorbeeld het vergroeien van de schedelnaden en de verbening van het neustussenschot.

Vaak zul je dan een correctie naar beneden en soms naar boven moeten doen. Beide onderkaak-helften zijn nagenoeg gelijk afgesleten maar af en toe niet. In kun je de gemiddelde leeftijd nemen.

In de praktijk wordt naast het wisselen bij het leeftijd bepalen aan het gebit gebruik gemaakt van referentie kaken waarvan de leeftijd met behulp van slijpplaatjes is vastgesteld.

Leeftijd Omschrijving (P = premolaar/melktand, M = molaar/tand)

Enkele weken

Afbeelding: Onderkaakhelft ree 6 weken oud, foto: Baltus Klip

 

Melksnijtanden, melkhoektanden en melkpremolaren aanwezig M1 begint te groeien.

Acht maanden

Afbeelding: Onderkaakhelft ree 8 maand oud, foto - Dick Gussinklo

 

5 kiezen aanwezig: P1, P2, P3 (melk, P3 driedelig) en M1 en M2 (blijvend)

Eén jaar

Afbeelding: Onderkaakhelft ree 1 jaar oud, foto - Dick Gussinklo

 

6 kiezen aanwezig: P1, P2, P3, alle drie worden door blijvende kiezen gewisseld. M1, M2, en M3 alle drie blijvende kiezen. Op de afbeelding zijn P1 en P2 Reeds gewisseld. De driedelige melkkies P3 wordt door de tweedelige blijvende P3 omhooggeduwd.

Anderhalf jaar

Afbeelding: Onderkaakhelft ree 1 1/2 jaar oud, foto = Dick Gussinklo

 

6 kiezen: P1, P2 en P3. In het achterste deel van P2 komt het tandbeen tevoorschijn. M1, M2 en M3. De kauwrand steekt 3-4 mm boven het kauwvlak uit en lijkt op een scherpe zaag

Twee jaar

Afbeelding: Onderkaakhelft ree 2 jaar oud, foto - Dick Gussinklo

 

6 blijvende kiezen: P1: begin van slijtage aan het achterste deel. P2 lijkt van opzij op een dak-profiel, ook aan het voorste deel is tandbeen zichtbaar. P3 vertoont begin van slijtage. Bij Ml, M2 en M3 de kauwrand ongeveer 3 mm boven het kauwvlak. Scherpe zaag.

Drie jaar

Afbeelding: Onderkaakhelft ree 3 jaar oud, foto - Dick Gussinklo

 

P1 is wat meer afgesleten. P2 nog een dak-profiel, iets meer afgesleten. P3 sterker afgesleten, Het bruine tandbeen is duidelijk te zien. Ml: De kauwrand wat vlakker. M2 en M3 de kauwrand wat lager. Nog steeds een duidelijke zaag

Vier jaar

P1 meer afgesleten, meer tandbeen zichtbaar. P2 idem, nauwelijks nog een dakprofiel.
P3 sterker afgesleten. Bij M1 liggen de kauwrand en kauwvlak op gelijke hoogte. Plooien zijn nog iets zichtbaar. M2 en M3 nog met scherpe spitsen.

Vijf jaar

P1 en P2 sterker afgesleten. Tandbeen duidelijker te zien. Bij P3 is de kauwrand stomp. Bij M1 zijn de plooien in het voorste deel verdwenen. In het achterste deel zijn ze nog zichtbaar. Bij M2 en M3 zijn de kauwrandspitsen vlak. Het is geen zaag meer.

Zes tot zeven jaar

Afbeelding: Onderkaakhelft ree 7 jaar oud, foto - Dick Gussinklo

 

P1 sterk afgesleten. P2 praktisch vlak. P3 spitsen sterk afgesleten. Bij M1 zijn de plooien geheel weg. Bij M2 zijn de plooien nog zwak zichtbaar. Bij M3 zijn de plooien nog aanwezig.

Acht tot negen jaar

Afbeelding: Onderkaakhelft ree 9 jaar oud, foto - Dick Gussinklo

 

P1 sterk afgesleten. P2 helemaal vlak. P3 sterk afgesleten. Bij M2 zijn de plooien in het achterste deel nog zichtbaar. Bij M3 zijn de plooien nog aanwezig. De kies is één vlak.

Tien tot twaalf jaar

Afbeelding: Onderkaakhelft ree 12 jaar oud, foto - Dick Gussinklo

 

P1, P2 en P3 zijn zeer sterk afgesleten. Geheel vlak. M1 is een diepe kuil. Bij M2 zijn de plooien verdwenen. Bij M3 mogelijk nog een restant van de plooi aanwezig. De kiezen zijn geheel vlak.

Aanzienlijk meer betrouwbaar dan welke vorm van leeftijd bepalen dan ook, is een slijpplaatje maken en analyseren.

Indien u de leeftijd wil laten bepalen van b.v. uw ree of edelhert, dient u een ongebleekte helft van de onderkaak te bewaren, bij voorkeur niet in plastic. Het is voor veel soorten belangrijk dat in de kaakhelft ook de snijtanden aanwezig zijn.

Het slijpplaatje ontstaat door een kies aan twee zijden af te slijpen totdat er een heel dun schijfje overblijft waar licht doorheen kan. Dit schijfje wordt onder een microscoop 100 tot 200 keer vergroot en bekeken. Je kan dan, net als de jaarringen bij een doorgezaagde boom, groeiringen zien en dus tellen. Hierbij moet je wel weten of de kies een molaar of een premolaar is. Bij voorkeur wordt de eerste molaar gebruikt aangezien deze al van voor de geboorte groeit. De snij-en hoektanden zijn voor de leeftijdsbepaling minder goed te gebruiken.

In het kader van onderzoek naar bijvoorbeeld natuurbeheer is het vaak van belang om de leeftijd van dieren te bepalen. Dit wordt onder andere gevraagd door beheerders van en toezichthouders in de natuur en vanuit de wetenschap bijv. door Faculteiten  diergeneeskunde, Utrecht (Dutch Wildlife Health Centre ) en Gent.

Prof. Jan van Haaften introduceerde en verspreidde de kennis leeftijd bepalen van reeën met behulp van slijpplaatjes in ons land. Er is een vraag naar mensen die deze techniek toe willen  passen. Wij denken dat mensen met liefhebberij voor fijne techniek en natuur het leuk vinden om dit te doen. De vraag is hoe krijgen we die in beeld. Kenniscentrum Reeën is bereid die mensen op de kaart te zetten. 

Ben je geïntereseerd, wil je je onderscheiden op dit punt of ben je al deskundig en lijkt het je leuk dit op reeën toe te passen? Klik dan op Contact met Kenniscentrum Reeën en wij gaan je helpen.

Afbeelding: Slijpplaatje van kies ree met jaargrenzen; foto - Ton Rigter

Slijpplaatje M1, 10 jarige reebok

De rozenstokken groeien gedurende de eerste drie jaren flink door, met dien verstande dat ze ieder jaar dikker worden. Ze worden ieder jaar iets dikker en de lengte neemt jaarlijks af. En wel met een zodanige regelmaat dat dikte en lengte van de rozenstokken kunnen worden gebruikt voor het (globaal) bepalen van de leeftijd volgens de formule: Dx10:L-1 (Richter,1963).

Ook is de dikte van de rozenstok samen met de hoogte van de 2e molaar te gebruiken voor de leeftijd bepaling in het bekende nomogram van Stubbe en Lockow. Daarbij heeft men een verband gelegd tussen de diameter van de rozenstokken, de hoogte van de tweede molaar en de leeftijd. De reebok met dezelfde eigenschappen als in het nomogram (zie afbeelding) is in 85% van de gevallen van dezelfde leeftijd als in het nomogram wordt aangegeven.

Het gaat als volgt:

  • Bepaal de gemiddelde diameter van de rozenstokken.
  • Bepaal de gemiddelde tandhoogte, bij leven, van de 2e molaar in de onderkaak.
    (Per kies twee metingen aan de buitenzijde van de kaak, alleen het bruine gedeelte. Indien beide kiezen aanwezig zijn kun je de vier metingen middelen.)
Afbeelding: Meetpunten nomogramm

 

Afbeelding: Nomogramm I


Afb. voor leeftijdsbepaling op basis van tandhoogte van de M2 uit de onderkaak en de rozenstokdoorsnede

  • Op de horizontale lijn van de grafiek zoek je de gevonden gemiddelde diameter.
  • Van dit punt ga je loodrecht omhoog tot aan de (gebogen) lijn die overeenkomt met de door jou gemeten gemiddelde tandhoogte.
  • Vanuit dat snijpunt ga je horizontaal naar links, naar de verticale lijn van de grafiek. Daar lees je de leeftijd van de bok. (85% kans dat je de juiste leeftijd afleest.)
Afbeelding: Nomogramm II


Afb. 2 voor leeftijdsbepaling op basis van de gemiddelde tandhoogte van alle kiezen uit de onderkaak en de rozenstok-doorsnede.

Cookies instellen