Een singel is een aaneengesloten lijnvormig landschapselement van bomen en struiken. Het beheer was of is gericht op het leveren van boeren-geriefhout. Boeren-geriefhout is hout bestemd voor bijvoorbeeld brandstof zoals takkenbossen en brandhout maar ook voor palen, latten, bonenstokken en klompen.

Ze dienen bovendien als bescherming tegen wind voor mens en huisdieren en zij zijn bron van voedsel. De variatie in de aanwezige soorten is het gevolg van het beheer. Door de focus op de productie van hout is de variatie vaak niet zo groot als mogelijk is. De kwetsbare vaak langzaam groeiende plantensoorten zijn vaak door de snelgroeiende soorten verdrongen.

Als de focus natuur is zal het beheer zich moeten richten op de verdrongen soorten, de bij de breedte van de singel passende struiken en solitaire bomen. Belangrijk aandachtspunt is de cyclus van beheer die past bij het doel van de singel.

Voor een singel met bomen die de biodiversiteit dient wordt als richtlijn een breedte van tien tot dertig meter gegeven. Dit is afhankelijk van de omvang van de grootste gewenste boomsoort. Doe je dit niet doet ontstaat er zeker een conflict met het gewenste beeld en het naastgelegen perceel. De genoemde breedte biedt ruimte voor zoom-, mantel- en kernvegetatie en dus zelfs voedsel en broedgelegenheid aan boom- en holenbroeders, marterachtigen en vleermuizen. Tal van plantensoorten kunnen hierdoor ook hun habitat vinden.

Onderhoud van landschapselementen is lange termijn denken. Zorg dat opvolgers het gewenste doel en het bijbehorende beheer overnemen.

Beheer voor boerengeriefhout is erg afhankelijk van doel, grondsoort en hoofdhoutsoort. Het kan ook gaan om deels afzetten van de houtige begroeiing. De aanwezige begroeiing wordt zodanig afgezet dat gewenste soorten weer uitlopen en ongewenste soorten tegengewerkt. De kaal geworden plekken worden vervolgens ingeplant met jonge boompjes of stekken van de gewenste soort en bij voorkeur uit de omgeving. Zodra de gewenste soort een hoogte krijgt vergelijkbaar tot de afstand met de grens van het landschapselement wordt eerst de mantelvegetatie en vervolgens de zoomvegetatie overgroeid. De struiken en kruidachtige soorten worden vanzelf verdrongen door de struiken en bomen. Na enkele keren is de volledige singel zogenaamd verhout. Dat is voor biodiversiteit een ongewenste situatie.

Voor biodiversiteit is het omvormen van de singel naar een struweel de meest pragmatische aanpak. Dat betekent:

  • Kies de over te laten solitaire bomen
  • Behandel de singel als voorheen maar met een focus op de voor het struweel gewenste soorten. Dus geen bomen. Kies ook van de struiken de soorten die op de lange termijn bij het struweel of de haag horen.
  • Kijk vervolgens over vijf jaar de singel weer na. Herhaal de bovenvermelde stappen.
  • Bedenk dat jij en je opvolgers naar een beheer gaan waarbij slechts delen van de singel beheerd gaan worden. Maak een plan en houd elkaar daaraan.

Het hout afzetten, dusdanig dat de stobben naar wens weer uitlopen of niet is de manier om de singel voor biodiversiteit in te richten. Hierdoor kan de vegetatie zich namelijk verjongen en ontstaat er ruimte voor kruidachtige planten. Bedenk dat de planten en bomen in een permanente strijd om ruimte verwikkeld zijn waar de beheerder in kan sturen.

De kruidachtige planten leveren noodzakelijk voedsel en de beschutting (dekking) dicht bij de grond. Je hoeft niet alle bomen af te zetten maar bedenk wel dat de overblijvers ideale uitvalsbasis zijn voor soorten die leven van de ideale en soms zeldzame soorten op de grond.

De overblijvende solitaire bomen zogenaamde kunnen volledig uitgroeien tot een boom met een mooie grote kroon. Dergelijke bomen ogen landschappelijk fraai en geven karakter aan een singel. Bij de keuze overstaanders of niet let je vooral op het effect van de overblijvende boom op de omgeving, zowel binnen als buiten het landschapselement. In sommige gevallen vormt zo’n boom de grens van het eigendom. Bedenk dat dergelijke bomen een vereiste kunnen zijn vanuit de Natuurschoonwet.

Vroeger werd er gekozen voor rijen majestueuze bomen met veel houtwaarde. Inmiddels is wel duidelijk dat dat voor biodiversiteit niet zo belangrijk is en kunnen wilde fruitbomen en hoog opgaande vruchtdragende struiken de singels enorm verrijken. Daarmee ontstaat een grotere verscheidenheid aan soorten en een hogere natuurwaarde. Als we toch kiezen voor de hoog opgaande boom is de keuze afhankelijk van het landschap en zien we vaak inlandse eik of linde of langs de rivieren zwarte populier.

Hoe vaak zet je een singel af? Dat doe je geredeneerd vanuit natuurbehoud en beschermen niet. Je zet altijd slechts een deel van de singel af. Of je een deel van de singel afzet is afhankelijk van:

  • De grondsoort (op klei groeit een boom of struik sneller dan op zand)
  • De gewenste ontwikkeling van zoom en mantelvegetatie
  • Breedte van het landschapselement
  • De gewenste invloed van elk van de aanwezige boom- en struiksoorten
  • De oriëntatie van de singel ten opzichte van de zon. (Oost-West singels laten meer licht door en hebben daardoor een snellere groei.)

Over het algemeen geldt dat voor snelgroeiende soorten zoals wilg, els, hazelnoot en zwarte els het afzetten iedere vijf tot tien jaar gebeurt. Langzame groeiers zoals de eik en beuk hebben voldoende aan een cyclus van tien tot vijftien jaar. Dit beheer plannen draagt bij aan het effectief beheer van de singel(s).

Let op het volgende wanneer je een singel gaat afzetten:

  • Zorg voor een logische opbouw van de singel
  • Creëer variatie in leeftijd door in een kapcyclus de overstaanders af te zetten.
  • Het moment van afzetten en de hoogte van het afzetten zijn bepalend voor het uitlopen van de stobben.
  • Zorg voor voldoende licht inval op de stobben van gewenste soorten zodat deze weer uitlopen.
  • De kroonprojectie van de resterende bomen mag niet meer dan tien tot vijfentwintig procent van de af te zetten oppervlakte bedragen in verband met lichtinval op de uitlopende stobben.
  • Bij een Noord-Zuid georiënteerde singel begin aan de Zuidzijde! Bij zo’n singel moet namelijk het oppervlak dat je gaat afzetten minstens één tot anderhalf maal de boomhoogte zijn ivm met de schaduw effect van de overblijvende bomen.
  • Zaag de stobbe van de soort die blijft zodanig hoog af dat er voldoende licht op de uitlopende stobben komt en blijft gedurende het groeiseizoen bijvoorbeeld vrij van riet, adelaarsvarens, bramen en brandnetels. Ps. Door de bomen op de juiste hoogte af te zagen, bespaart je extra maaiwerk in de zomer.

Nog enkele beheertips:

  • Voorkom inwateren van het zaagvlak en daardoor rotten van de stobbe. Zaag de stammen schuin af.
  • Spaar alle gewenste struiken. Hierdoor krijgen zij een voorsprong op de bomen! Zij komen eerder tot volle wasdom, bloeien eerder en rijker en geven dus meer vruchten
  • Voer takhout dikker dan polsdikte af
  • Leg de resterende takken op stapels tussen de stobben. Geen rillen! Maak het de predatoren niet makkelijk hun prooien te vinden
  • Wanneer blijkt dat de singel te smal is om alles te laten liggen; vraag de gemeente om toestemming om een deel van het takken te verbranden,
  • Klepel de takken niet op of in de singel. Klepelen vernielt namelijk de te behouden vegetatie.
  • Versnipper de takken niet. De vaak enorme hoeveelheden snippers verstikken de gewenste kruidgroei en verrijken op termijn de bodem dat vervolgens de niet massaal gewenste kruiden als braam en brandnetel helpt;
  • Kies bij de aanleg van singels zoveel mogelijk voor bloeiende en bessen dragende struiken.
  • Singels in de buurt van poelen en waterlopen bieden amfibieën plek om te overwinteren.
  • Singels op zonnige plaatsen zijn waardevol voor dagvlinders en andere insecten.
  • Singels die aansluiten op elkaar maken het voor predatoren eenvoudig om hun prooi te belagen.
  • De landschapselementen die in noord-zuidrichting of in de uiterwaarden in de stroomrichting liggen geven de minste invloed op de naastgelegen percelen door schaduwwerking of weerstand.

Dood hout, zoals een takkenhoop of een staande boom, is vooral van waarde voor de fauna. Insecten, amfibieën, kleine zangvogels en zoogdieren vinden daar beschutting en nestelmogelijkheid. Daarnaast is dood hout een geschikte groeiplaats voor paddenstoelen en beschermd strategisch geplaatste takken hopen stobben tegen vraat van reeën en hazen. Bedenk echter ook dat het volledig bedekt laten van het landschapselement met het afgezette hout planten belemmeren om zich te ontwikkelen.
Beter enkele stobben hoog afzeten en takken daarom opstapelen tot grote hopen als de singel volledig bedekken.

Wanneer er op zeker moment te weinig dood hout aanwezig is, kun je de natuur een handje helpen. Je kunt bijvoorbeeld de bomen ringen. Daardoor blijft de boom staan maar sterft. Onze voorkeur gaat uit naar het ringen van niet inheemse boomsoort, zoals amerikaanse eik en amerikaanse vogelkers, noorse esdoorn, douglas en fijnspar.


Ringen: Op ca. 40 -50 cm boven het maaiveld zaag je twee evenwijdige ringen met een onderlinge afstand van vijf tot 7 cm rond in de bast van de stam tot op het hout. Tussen de ringen haal je de schors en bast weg, totdat je op het hout zit. Hout is meestal lichter.
De sapstroom wordt door ringen verbroken of verstoord en de boom zal sterven. Dit kan drie tot tien jaar duren, afhankelijk van de maatregel, de boomsoort, groeiplaats en leeftijd.


Van dood hout profiteren spechten, boomklevers, holenbroeders, vleermuizen maar ook planten, schimmels en insecten.

Als we landschapselementen voor natuur beheren is het goed mogelijk om rekening te houden met de aanwezige diersoorten. Neem bijvoorbeeld de sleedoornpage.

De sleedoornpage komt maar op een paar plekken in Nederland voor, voornamelijk in overgangsgebieden van klei- naar zandgronden. Zo zit de soort langs de rand van de Veluwe, de overgang van de Drentse zandgronden naar het veengebied bij Steenwijk, en in Zuid-Limburg. Sleedoorn is niet zijn enige waardplant, maar wel de meest gebruikte in Nederland. De sleedoornpage zet haar eitjes in de zomer en nazomer af aan de buitenzijden van sleedoornstruweel. Deze eitjes blijven daar de hele winter zitten. Als het jonge blad verschijnt in het voorjaar - na de bloei van de sleedoorn- komen de rupsen tevoorschijn en beginnen te eten. In de loop van juni verpoppen ze ergens onder de struiken; in juli en augustus verschijnt de vlinder. Dit betekent dat als er in de winter gesnoeid wordt - de meest geschikte periode voor de sleedoorn - er veel eitjes van de sleedoornpage verloren gaan. Dat geldt helemaal als hele bosschages worden geklepeld.

De sleedoorn is een struik die sterk kan gaan overheersen in het landschapselement net zoals bramen. Het regelmatig afzetten is, zeker in het cultuurlandschap, vaak nodig. Op zich is het ook geen probleem om sleedoorn af te zetten, maar de boodschap is niet alles tegelijkertijd doen in verband met deze vlinder. Als je een struweel voor een derde afzet, zal dat betekenen dat een deel van de eitjes wordt verwijderd, maar ook dat twee derde intact blijft. Als je een paar jaar later weer een derde doet, en na nog wat jaren het laatste deel, zal de populatie van de sleedoornpage goed kunnen overleven.

We hopen dat je bij het onderhoud van elk landschapselement rekening houdt met de aanwezige kwetsbare soorten zo kun je bijvoorbeeld langzaam groeiende struiken zoals gagel of de burchten van dassen beschermen.

De soorten die mits op het juiste moment beheerd profiteren van singels zijn:

  • Bloemrijke ondergroei, zoals look zonder look, dagkoekoeksbloem, fluitenkruid en vingerhoedskruid
  • Vlinders: gehakkelde aurelia, eikenpage en landkaartje
  • Bijen, hommels en zweefvliegen
  • Spotvogel, roodborst, winterkoning, tjiftjaf, sijs, koperwiek en kramsvogel
  • Reeën, muizen, dassen en andere marterachtigen
  • Amfibieën en reptielen
Cookies instellen